Verlichting Klasse I

Op een werk- of bouwplaats waar geen vaste aansluiting (b.v. verdeelkast) is, mogen Klasse I lampen uitsluitend worden gebruikt in een permanente opstelling boven de 2,5 meter (buiten handbereik) aan een wand, muur of statief. De lamp dien te worden aangesloten op het lichtnet d.m.v. een 3-aderige aansluitkabel voorzien van randaarde. Enkele voorbeelden: TAB45050, TAB45150, TAB45072G.

Verlichting Klasse II

Klasse II verlichting, zoals bijvoorbeeld TAB82850 en TAB20515, is voor gebruik binnen handbereik op de werkvloer (verplaatsbare armaturen). Deze werk- of bouwlampen hebben een 2-aderige aansluitkabel type H07RN-F met een minimale lengte van 5 meter die op het lichtnet moet worden aangesloten. Klasse II lampen zijn dubbelgeïsoleerd.

Grondstatieven of uitschuifbare statieven (zoals TAB32501) voor verplaatsbare bouwlampen dienen te zijn voorzien van geïsoleerde handvatten en mogen op een helling van 15° niet omvallen.

Verlichting Klasse III

Deze verlichting is geschikt voor gebruik op de werkvloer maar ook in nauwe, geleidende ruimten (kelders, ketels, etc.). Klasse III lampen dienen te worden aangesloten op veiligheidstransformatoren met een uitgangsspanning van minder dan 50V. De veiligheidstransformator dient men boven de vloer en buiten de ruimte te plaatsen. Bij gebruik van elektrisch gereedschap dient men een scheidingstransformator te gebruiken. De combi-transformator geeft de mogelijkheid elektrisch handgereedschap van 230V, in combinatie met 42V, veiligheidsverlichting te gebruiken.

Tegenwoordig zijn veel Klasse III lampen oplaadbaar en kunnen ze snoerloos worden gebruikt. Enkele voorbeelden hiervan zijn TAB87120, TAB87712, TAB87230, TAB87090.